NL.png lijmen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • lijmen

O.t.t. (Present)

  • lijmde
  • lijmde
  • lijmde
  • lijmde
  • lijmden
  • lijmden
  • lijmden
 

O.v.t. (Past)

  • zal lijmen
  • zult lijmen
  • zal lijmen
  • zult lijmen
  • zult lijmen
  • zullen lijmen
  • zullen lijmen

O.t.t.t. (Future)

  • had gelijmd
  • had gelijmd
  • had gelijmd
  • had gelijmd
  • hadden gelijmd
  • hadden gelijmd
  • hadden gelijmd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gelijmd
  • hebt gelijmd
  • heeft gelijmd
  • hebt gelijmd
  • hebben gelijmd
  • hebben gelijmd
  • hebben gelijmd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gelijmd hebben
  • zult gelijmd hebben
  • zal gelijmd hebben
  • zult gelijmd hebben
  • zult gelijmd hebben
  • zullen gelijmd hebben
  • zullen gelijmd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gelijmd hebben
  • zou gelijmd hebben
  • zou gelijmd hebben
  • zou gelijmd hebben
  • zouden gelijmd hebben
  • zouden gelijmd hebben
  • zouden gelijmd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gelijmd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gelijmd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gelijmd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gelijmd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gelijmd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gelijmd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gelijmd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gelijmd zijn
  •