NL.png liefhebberen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • liefhebberen

O.t.t. (Present)

  • liefhebberde
  • liefhebberde
  • liefhebberde
  • liefhebberde
  • liefhebberden
  • liefhebberden
  • liefhebberden
 

O.v.t. (Past)

  • zal liefhebberen
  • zult liefhebberen
  • zal liefhebberen
  • zult liefhebberen
  • zult liefhebberen
  • zullen liefhebberen
  • zullen liefhebberen

O.t.t.t. (Future)

  • had geliefhebberd
  • had geliefhebberd
  • had geliefhebberd
  • had geliefhebberd
  • hadden geliefhebberd
  • hadden geliefhebberd
  • hadden geliefhebberd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geliefhebberd
  • hebt geliefhebberd
  • heeft geliefhebberd
  • hebt geliefhebberd
  • hebben geliefhebberd
  • hebben geliefhebberd
  • hebben geliefhebberd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geliefhebberd hebben
  • zult geliefhebberd hebben
  • zal geliefhebberd hebben
  • zult geliefhebberd hebben
  • zult geliefhebberd hebben
  • zullen geliefhebberd hebben
  • zullen geliefhebberd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geliefhebberd hebben
  • zou geliefhebberd hebben
  • zou geliefhebberd hebben
  • zou geliefhebberd hebben
  • zouden geliefhebberd hebben
  • zouden geliefhebberd hebben
  • zouden geliefhebberd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •