NL.png legateren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • legateren

O.t.t. (Present)

  • legateerde
  • legateerde
  • legateerde
  • legateerde
  • legateerden
  • legateerden
  • legateerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal legateren
  • zult legateren
  • zal legateren
  • zult legateren
  • zult legateren
  • zullen legateren
  • zullen legateren

O.t.t.t. (Future)

  • had gelegateerd
  • had gelegateerd
  • had gelegateerd
  • had gelegateerd
  • hadden gelegateerd
  • hadden gelegateerd
  • hadden gelegateerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gelegateerd
  • hebt gelegateerd
  • heeft gelegateerd
  • hebt gelegateerd
  • hebben gelegateerd
  • hebben gelegateerd
  • hebben gelegateerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gelegateerd hebben
  • zult gelegateerd hebben
  • zal gelegateerd hebben
  • zult gelegateerd hebben
  • zult gelegateerd hebben
  • zullen gelegateerd hebben
  • zullen gelegateerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gelegateerd hebben
  • zou gelegateerd hebben
  • zou gelegateerd hebben
  • zou gelegateerd hebben
  • zouden gelegateerd hebben
  • zouden gelegateerd hebben
  • zouden gelegateerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gelegateerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gelegateerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gelegateerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gelegateerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gelegateerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gelegateerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gelegateerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gelegateerd zijn
  •