INDICATIVE ACTIVE
Infinitive
- lazuren
O.t.t. (Present)
- *
- *
- lazuurde
- *
- *
- *
- lazuurden
O.v.t. (Past)
- *
- *
- zal lazuren
- *
- *
- *
- zullen lazuren
O.t.t.t. (Future)
- *
- had gelazuurd
- had gelazuurd
- *
- *
- *
- hadden gelazuurd
O.v.t.t. (Condicional)
- *
- *
- heeft gelazuurd
- *
- *
- *
- hebben gelazuurd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- *
- *
- zal gelazuurd hebben
- *
- *
- *
- zullen gelazuurd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- *
- *
- zou gelazuurd hebben
- *
- *
- *
- zouden gelazuurd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t. (Present)
- gelazuurd
O.v.t. (Past)
- gelazuurd
O.t.t.t. (Future)
- gelazuurd
O.v.t.t. (Condicional)
- gelazuurd
V.t.t. (Present Perfect)
- gelazuurd
V.v.t. (Past Perfect)
- gelazuurd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- gelazuurd
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- gelazuurd