INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- laxeerde
- laxeerde
- laxeerde
- laxeerde
- laxeerden
- laxeerden
- laxeerden
O.v.t. (Past)
- zal laxeren
- zult laxeren
- zal laxeren
- zult laxeren
- zult laxeren
- zullen laxeren
- zullen laxeren
O.t.t.t. (Future)
- had gelaxeerd
- had gelaxeerd
- had gelaxeerd
- had gelaxeerd
- hadden gelaxeerd
- hadden gelaxeerd
- hadden gelaxeerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gelaxeerd
- hebt gelaxeerd
- heeft gelaxeerd
- hebt gelaxeerd
- hebben gelaxeerd
- hebben gelaxeerd
- hebben gelaxeerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gelaxeerd hebben
- zult gelaxeerd hebben
- zal gelaxeerd hebben
- zult gelaxeerd hebben
- zult gelaxeerd hebben
- zullen gelaxeerd hebben
- zullen gelaxeerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gelaxeerd hebben
- zou gelaxeerd hebben
- zou gelaxeerd hebben
- zou gelaxeerd hebben
- zouden gelaxeerd hebben
- zouden gelaxeerd hebben
- zouden gelaxeerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)