NL.png lampetten

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • lampetten

O.t.t. (Present)

  • lampette
  • lampette
  • lampette
  • lampette
  • lampetten
  • lampetten
  • lampetten
 

O.v.t. (Past)

  • zal lampetten
  • zult lampetten
  • zal lampetten
  • zult lampetten
  • zult lampetten
  • zullen lampetten
  • zullen lampetten

O.t.t.t. (Future)

  • had gelampet
  • had gelampet
  • had gelampet
  • had gelampet
  • hadden gelampet
  • hadden gelampet
  • hadden gelampet
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gelampet
  • hebt gelampet
  • heeft gelampet
  • hebt gelampet
  • hebben gelampet
  • hebben gelampet
  • hebben gelampet

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gelampet hebben
  • zult gelampet hebben
  • zal gelampet hebben
  • zult gelampet hebben
  • zult gelampet hebben
  • zullen gelampet hebben
  • zullen gelampet hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gelampet hebben
  • zou gelampet hebben
  • zou gelampet hebben
  • zou gelampet hebben
  • zouden gelampet hebben
  • zouden gelampet hebben
  • zouden gelampet hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gelampet
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gelampet
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gelampet worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gelampet worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gelampet
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gelampet
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gelampet zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gelampet zijn
  •