INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- laïciseerde
- laïciseerde
- laïciseerde
- laïciseerde
- laïciseerden
- laïciseerden
- laïciseerden
O.v.t. (Past)
- zal laïciseren
- zult laïciseren
- zal laïciseren
- zult laïciseren
- zult laïciseren
- zullen laïciseren
- zullen laïciseren
O.t.t.t. (Future)
- had gelaïciseerd
- had gelaïciseerd
- had gelaïciseerd
- had gelaïciseerd
- hadden gelaïciseerd
- hadden gelaïciseerd
- hadden gelaïciseerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gelaïciseerd
- hebt gelaïciseerd
- heeft gelaïciseerd
- hebt gelaïciseerd
- hebben gelaïciseerd
- hebben gelaïciseerd
- hebben gelaïciseerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gelaïciseerd hebben
- zult gelaïciseerd hebben
- zal gelaïciseerd hebben
- zult gelaïciseerd hebben
- zult gelaïciseerd hebben
- zullen gelaïciseerd hebben
- zullen gelaïciseerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gelaïciseerd hebben
- zou gelaïciseerd hebben
- zou gelaïciseerd hebben
- zou gelaïciseerd hebben
- zouden gelaïciseerd hebben
- zouden gelaïciseerd hebben
- zouden gelaïciseerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gelaïciseerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gelaïciseerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)