NL.png kwartelen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • kwartelen

O.t.t. (Present)

  • kwartelde
  • kwartelde
  • kwartelde
  • kwartelde
  • kwartelden
  • kwartelden
  • kwartelden
 

O.v.t. (Past)

  • zal kwartelen
  • zult kwartelen
  • zal kwartelen
  • zult kwartelen
  • zult kwartelen
  • zullen kwartelen
  • zullen kwartelen

O.t.t.t. (Future)

  • had gekwarteld
  • had gekwarteld
  • had gekwarteld
  • had gekwarteld
  • hadden gekwarteld
  • hadden gekwarteld
  • hadden gekwarteld
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gekwarteld
  • hebt gekwarteld
  • heeft gekwarteld
  • hebt gekwarteld
  • hebben gekwarteld
  • hebben gekwarteld
  • hebben gekwarteld

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gekwarteld hebben
  • zult gekwarteld hebben
  • zal gekwarteld hebben
  • zult gekwarteld hebben
  • zult gekwarteld hebben
  • zullen gekwarteld hebben
  • zullen gekwarteld hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gekwarteld hebben
  • zou gekwarteld hebben
  • zou gekwarteld hebben
  • zou gekwarteld hebben
  • zouden gekwarteld hebben
  • zouden gekwarteld hebben
  • zouden gekwarteld hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •