NL.png kwalificeren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • kwalificeren

O.t.t. (Present)

  • kwalificeerde
  • kwalificeerde
  • kwalificeerde
  • kwalificeerde
  • kwalificeerden
  • kwalificeerden
  • kwalificeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal kwalificeren
  • zult kwalificeren
  • zal kwalificeren
  • zult kwalificeren
  • zult kwalificeren
  • zullen kwalificeren
  • zullen kwalificeren

O.t.t.t. (Future)

  • had gekwalificeerd
  • had gekwalificeerd
  • had gekwalificeerd
  • had gekwalificeerd
  • hadden gekwalificeerd
  • hadden gekwalificeerd
  • hadden gekwalificeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gekwalificeerd
  • hebt gekwalificeerd
  • heeft gekwalificeerd
  • hebt gekwalificeerd
  • hebben gekwalificeerd
  • hebben gekwalificeerd
  • hebben gekwalificeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gekwalificeerd hebben
  • zult gekwalificeerd hebben
  • zal gekwalificeerd hebben
  • zult gekwalificeerd hebben
  • zult gekwalificeerd hebben
  • zullen gekwalificeerd hebben
  • zullen gekwalificeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gekwalificeerd hebben
  • zou gekwalificeerd hebben
  • zou gekwalificeerd hebben
  • zou gekwalificeerd hebben
  • zouden gekwalificeerd hebben
  • zouden gekwalificeerd hebben
  • zouden gekwalificeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gekwalificeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gekwalificeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gekwalificeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gekwalificeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gekwalificeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gekwalificeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gekwalificeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gekwalificeerd zijn
  •