NL.png kuberen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • kuberen

O.t.t. (Present)

  • kubeerde
  • kubeerde
  • kubeerde
  • kubeerde
  • kubeerden
  • kubeerden
  • kubeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal kuberen
  • zult kuberen
  • zal kuberen
  • zult kuberen
  • zult kuberen
  • zullen kuberen
  • zullen kuberen

O.t.t.t. (Future)

  • had gekubeerd
  • had gekubeerd
  • had gekubeerd
  • had gekubeerd
  • hadden gekubeerd
  • hadden gekubeerd
  • hadden gekubeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gekubeerd
  • hebt gekubeerd
  • heeft gekubeerd
  • hebt gekubeerd
  • hebben gekubeerd
  • hebben gekubeerd
  • hebben gekubeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gekubeerd hebben
  • zult gekubeerd hebben
  • zal gekubeerd hebben
  • zult gekubeerd hebben
  • zult gekubeerd hebben
  • zullen gekubeerd hebben
  • zullen gekubeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gekubeerd hebben
  • zou gekubeerd hebben
  • zou gekubeerd hebben
  • zou gekubeerd hebben
  • zouden gekubeerd hebben
  • zouden gekubeerd hebben
  • zouden gekubeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gekubeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gekubeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gekubeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gekubeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gekubeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gekubeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gekubeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gekubeerd zijn
  •