NL.png kruisigen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • kruisigen

O.t.t. (Present)

  • kruisigde
  • kruisigde
  • kruisigde
  • kruisigde
  • kruisigden
  • kruisigden
  • kruisigden
 

O.v.t. (Past)

  • zal kruisigen
  • zult kruisigen
  • zal kruisigen
  • zult kruisigen
  • zult kruisigen
  • zullen kruisigen
  • zullen kruisigen

O.t.t.t. (Future)

  • had gekruisigd
  • had gekruisigd
  • had gekruisigd
  • had gekruisigd
  • hadden gekruisigd
  • hadden gekruisigd
  • hadden gekruisigd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gekruisigd
  • hebt gekruisigd
  • heeft gekruisigd
  • hebt gekruisigd
  • hebben gekruisigd
  • hebben gekruisigd
  • hebben gekruisigd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gekruisigd hebben
  • zult gekruisigd hebben
  • zal gekruisigd hebben
  • zult gekruisigd hebben
  • zult gekruisigd hebben
  • zullen gekruisigd hebben
  • zullen gekruisigd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gekruisigd hebben
  • zou gekruisigd hebben
  • zou gekruisigd hebben
  • zou gekruisigd hebben
  • zouden gekruisigd hebben
  • zouden gekruisigd hebben
  • zouden gekruisigd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gekruisigd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gekruisigd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gekruisigd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gekruisigd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gekruisigd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gekruisigd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gekruisigd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gekruisigd zijn
  •