NL.png kortvleugelen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • kortvleugelen

O.t.t. (Present)

  • kortvleugelde
  • kortvleugelde
  • kortvleugelde
  • kortvleugelde
  • kortvleugelden
  • kortvleugelden
  • kortvleugelden
 

O.v.t. (Past)

  • zal kortvleugelen
  • zult kortvleugelen
  • zal kortvleugelen
  • zult kortvleugelen
  • zult kortvleugelen
  • zullen kortvleugelen
  • zullen kortvleugelen

O.t.t.t. (Future)

  • had gekortvleugeld
  • had gekortvleugeld
  • had gekortvleugeld
  • had gekortvleugeld
  • hadden gekortvleugeld
  • hadden gekortvleugeld
  • hadden gekortvleugeld
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gekortvleugeld
  • hebt gekortvleugeld
  • heeft gekortvleugeld
  • hebt gekortvleugeld
  • hebben gekortvleugeld
  • hebben gekortvleugeld
  • hebben gekortvleugeld

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gekortvleugeld hebben
  • zult gekortvleugeld hebben
  • zal gekortvleugeld hebben
  • zult gekortvleugeld hebben
  • zult gekortvleugeld hebben
  • zullen gekortvleugeld hebben
  • zullen gekortvleugeld hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gekortvleugeld hebben
  • zou gekortvleugeld hebben
  • zou gekortvleugeld hebben
  • zou gekortvleugeld hebben
  • zouden gekortvleugeld hebben
  • zouden gekortvleugeld hebben
  • zouden gekortvleugeld hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gekortvleugeld
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gekortvleugeld
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gekortvleugeld worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gekortvleugeld worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gekortvleugeld
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gekortvleugeld
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gekortvleugeld zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gekortvleugeld zijn
  •