INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- korrelde
- korrelde
- korrelde
- korrelde
- korrelden
- korrelden
- korrelden
O.v.t. (Past)
- zal korrelen
- zult korrelen
- zal korrelen
- zult korrelen
- zult korrelen
- zullen korrelen
- zullen korrelen
O.t.t.t. (Future)
- had gekorreld
- had gekorreld
- had gekorreld
- had gekorreld
- hadden gekorreld
- hadden gekorreld
- hadden gekorreld
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gekorreld
- hebt gekorreld
- heeft gekorreld
- hebt gekorreld
- hebben gekorreld
- hebben gekorreld
- hebben gekorreld
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gekorreld hebben
- zult gekorreld hebben
- zal gekorreld hebben
- zult gekorreld hebben
- zult gekorreld hebben
- zullen gekorreld hebben
- zullen gekorreld hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gekorreld hebben
- zou gekorreld hebben
- zou gekorreld hebben
- zou gekorreld hebben
- zouden gekorreld hebben
- zouden gekorreld hebben
- zouden gekorreld hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)