INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- knuffelde
- knuffelde
- knuffelde
- knuffelde
- knuffelden
- knuffelden
- knuffelden
O.v.t. (Past)
- zal knuffelen
- zult knuffelen
- zal knuffelen
- zult knuffelen
- zult knuffelen
- zullen knuffelen
- zullen knuffelen
O.t.t.t. (Future)
- had geknuffeld
- had geknuffeld
- had geknuffeld
- had geknuffeld
- hadden geknuffeld
- hadden geknuffeld
- hadden geknuffeld
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geknuffeld
- hebt geknuffeld
- heeft geknuffeld
- hebt geknuffeld
- hebben geknuffeld
- hebben geknuffeld
- hebben geknuffeld
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geknuffeld hebben
- zult geknuffeld hebben
- zal geknuffeld hebben
- zult geknuffeld hebben
- zult geknuffeld hebben
- zullen geknuffeld hebben
- zullen geknuffeld hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geknuffeld hebben
- zou geknuffeld hebben
- zou geknuffeld hebben
- zou geknuffeld hebben
- zouden geknuffeld hebben
- zouden geknuffeld hebben
- zouden geknuffeld hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)