INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- knabbelde
- knabbelde
- knabbelde
- knabbelde
- knabbelden
- knabbelden
- knabbelden
O.v.t. (Past)
- zal knabbelen
- zult knabbelen
- zal knabbelen
- zult knabbelen
- zult knabbelen
- zullen knabbelen
- zullen knabbelen
O.t.t.t. (Future)
- had geknabbeld
- had geknabbeld
- had geknabbeld
- had geknabbeld
- hadden geknabbeld
- hadden geknabbeld
- hadden geknabbeld
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geknabbeld
- hebt geknabbeld
- heeft geknabbeld
- hebt geknabbeld
- hebben geknabbeld
- hebben geknabbeld
- hebben geknabbeld
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geknabbeld hebben
- zult geknabbeld hebben
- zal geknabbeld hebben
- zult geknabbeld hebben
- zult geknabbeld hebben
- zullen geknabbeld hebben
- zullen geknabbeld hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geknabbeld hebben
- zou geknabbeld hebben
- zou geknabbeld hebben
- zou geknabbeld hebben
- zouden geknabbeld hebben
- zouden geknabbeld hebben
- zouden geknabbeld hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)