NL.png kletsen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • kletsen

O.t.t. (Present)

  • kletste
  • kletste
  • kletste
  • kletste
  • kletsten
  • kletsten
  • kletsten
 

O.v.t. (Past)

  • zal kletsen
  • zult kletsen
  • zal kletsen
  • zult kletsen
  • zult kletsen
  • zullen kletsen
  • zullen kletsen

O.t.t.t. (Future)

  • had gekletst
  • had gekletst
  • had gekletst
  • had gekletst
  • hadden gekletst
  • hadden gekletst
  • hadden gekletst
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gekletst
  • hebt gekletst
  • heeft gekletst
  • hebt gekletst
  • hebben gekletst
  • hebben gekletst
  • hebben gekletst

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gekletst hebben
  • zult gekletst hebben
  • zal gekletst hebben
  • zult gekletst hebben
  • zult gekletst hebben
  • zullen gekletst hebben
  • zullen gekletst hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gekletst hebben
  • zou gekletst hebben
  • zou gekletst hebben
  • zou gekletst hebben
  • zouden gekletst hebben
  • zouden gekletst hebben
  • zouden gekletst hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gekletst
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gekletst
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gekletst worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gekletst worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gekletst
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gekletst
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gekletst zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gekletst zijn
  •