NL.png klauwen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • klauwen

O.t.t. (Present)

  • klauwde
  • klauwde
  • klauwde
  • klauwde
  • klauwden
  • klauwden
  • klauwden
 

O.v.t. (Past)

  • zal klauwen
  • zult klauwen
  • zal klauwen
  • zult klauwen
  • zult klauwen
  • zullen klauwen
  • zullen klauwen

O.t.t.t. (Future)

  • had geklauwd
  • had geklauwd
  • had geklauwd
  • had geklauwd
  • hadden geklauwd
  • hadden geklauwd
  • hadden geklauwd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geklauwd
  • hebt geklauwd
  • heeft geklauwd
  • hebt geklauwd
  • hebben geklauwd
  • hebben geklauwd
  • hebben geklauwd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geklauwd hebben
  • zult geklauwd hebben
  • zal geklauwd hebben
  • zult geklauwd hebben
  • zult geklauwd hebben
  • zullen geklauwd hebben
  • zullen geklauwd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geklauwd hebben
  • zou geklauwd hebben
  • zou geklauwd hebben
  • zou geklauwd hebben
  • zouden geklauwd hebben
  • zouden geklauwd hebben
  • zouden geklauwd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geklauwd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geklauwd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geklauwd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geklauwd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geklauwd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geklauwd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geklauwd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geklauwd zijn
  •