NL.png kissevissen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • kissevissen

O.t.t. (Present)

  • kisseviste
  • kisseviste
  • kisseviste
  • kisseviste
  • kissevisten
  • kissevisten
  • kissevisten
 

O.v.t. (Past)

  • zal kissevissen
  • zult kissevissen
  • zal kissevissen
  • zult kissevissen
  • zult kissevissen
  • zullen kissevissen
  • zullen kissevissen

O.t.t.t. (Future)

  • had gekissevist
  • had gekissevist
  • had gekissevist
  • had gekissevist
  • hadden gekissevist
  • hadden gekissevist
  • hadden gekissevist
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gekissevist
  • hebt gekissevist
  • heeft gekissevist
  • hebt gekissevist
  • hebben gekissevist
  • hebben gekissevist
  • hebben gekissevist

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gekissevist hebben
  • zult gekissevist hebben
  • zal gekissevist hebben
  • zult gekissevist hebben
  • zult gekissevist hebben
  • zullen gekissevist hebben
  • zullen gekissevist hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gekissevist hebben
  • zou gekissevist hebben
  • zou gekissevist hebben
  • zou gekissevist hebben
  • zouden gekissevist hebben
  • zouden gekissevist hebben
  • zouden gekissevist hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •