NL.png kijven

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • kijven

O.t.t. (Present)

  • keef
  • keef
  • keef
  • keef
  • keven
  • keven
  • keven
 

O.v.t. (Past)

  • zal kijven
  • zult kijven
  • zal kijven
  • zult kijven
  • zult kijven
  • zullen kijven
  • zullen kijven

O.t.t.t. (Future)

  • had gekeven
  • had gekeven
  • had gekeven
  • had gekeven
  • hadden gekeven
  • hadden gekeven
  • hadden gekeven
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gekeven
  • hebt gekeven
  • heeft gekeven
  • hebt gekeven
  • hebben gekeven
  • hebben gekeven
  • hebben gekeven

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gekeven hebben
  • zult gekeven hebben
  • zal gekeven hebben
  • zult gekeven hebben
  • zult gekeven hebben
  • zullen gekeven hebben
  • zullen gekeven hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gekeven hebben
  • zou gekeven hebben
  • zou gekeven hebben
  • zou gekeven hebben
  • zouden gekeven hebben
  • zouden gekeven hebben
  • zouden gekeven hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •