NL.png keinen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • keinen

O.t.t. (Present)

  • keinde
  • keinde
  • keinde
  • keinde
  • keinden
  • keinden
  • keinden
 

O.v.t. (Past)

  • zal keinen
  • zult keinen
  • zal keinen
  • zult keinen
  • zult keinen
  • zullen keinen
  • zullen keinen

O.t.t.t. (Future)

  • had gekeind
  • had gekeind
  • had gekeind
  • had gekeind
  • hadden gekeind
  • hadden gekeind
  • hadden gekeind
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gekeind
  • hebt gekeind
  • heeft gekeind
  • hebt gekeind
  • hebben gekeind
  • hebben gekeind
  • hebben gekeind

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gekeind hebben
  • zult gekeind hebben
  • zal gekeind hebben
  • zult gekeind hebben
  • zult gekeind hebben
  • zullen gekeind hebben
  • zullen gekeind hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gekeind hebben
  • zou gekeind hebben
  • zou gekeind hebben
  • zou gekeind hebben
  • zouden gekeind hebben
  • zouden gekeind hebben
  • zouden gekeind hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gekeind
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gekeind
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gekeind worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gekeind worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gekeind
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gekeind
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gekeind zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gekeind zijn
  •