INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- katoliseerde
- katoliseerde
- katoliseerde
- katoliseerde
- katoliseerden
- katoliseerden
- katoliseerden
O.v.t. (Past)
- zal katoliseren
- zult katoliseren
- zal katoliseren
- zult katoliseren
- zult katoliseren
- zullen katoliseren
- zullen katoliseren
O.t.t.t. (Future)
- had gekatoliseerd
- had gekatoliseerd
- had gekatoliseerd
- had gekatoliseerd
- hadden gekatoliseerd
- hadden gekatoliseerd
- hadden gekatoliseerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gekatoliseerd
- hebt gekatoliseerd
- heeft gekatoliseerd
- hebt gekatoliseerd
- hebben gekatoliseerd
- hebben gekatoliseerd
- hebben gekatoliseerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gekatoliseerd hebben
- zult gekatoliseerd hebben
- zal gekatoliseerd hebben
- zult gekatoliseerd hebben
- zult gekatoliseerd hebben
- zullen gekatoliseerd hebben
- zullen gekatoliseerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gekatoliseerd hebben
- zou gekatoliseerd hebben
- zou gekatoliseerd hebben
- zou gekatoliseerd hebben
- zouden gekatoliseerd hebben
- zouden gekatoliseerd hebben
- zouden gekatoliseerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)