NL.png kartelen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • kartelen

O.t.t. (Present)

  • kartelde
  • kartelde
  • kartelde
  • kartelde
  • kartelden
  • kartelden
  • kartelden
 

O.v.t. (Past)

  • zal kartelen
  • zult kartelen
  • zal kartelen
  • zult kartelen
  • zult kartelen
  • zullen kartelen
  • zullen kartelen

O.t.t.t. (Future)

  • had gekarteld
  • had gekarteld
  • had gekarteld
  • had gekarteld
  • hadden gekarteld
  • hadden gekarteld
  • hadden gekarteld
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gekarteld
  • hebt gekarteld
  • heeft gekarteld
  • hebt gekarteld
  • hebben gekarteld
  • hebben gekarteld
  • hebben gekarteld

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gekarteld hebben
  • zult gekarteld hebben
  • zal gekarteld hebben
  • zult gekarteld hebben
  • zult gekarteld hebben
  • zullen gekarteld hebben
  • zullen gekarteld hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gekarteld hebben
  • zou gekarteld hebben
  • zou gekarteld hebben
  • zou gekarteld hebben
  • zouden gekarteld hebben
  • zouden gekarteld hebben
  • zouden gekarteld hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gekarteld
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gekarteld
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gekarteld worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gekarteld worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gekarteld
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gekarteld
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gekarteld zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gekarteld zijn
  •