NL.png karren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • karren

O.t.t. (Present)

  • karde
  • karde
  • karde
  • karde
  • karden
  • karden
  • karden
 

O.v.t. (Past)

  • zal karren
  • zult karren
  • zal karren
  • zult karren
  • zult karren
  • zullen karren
  • zullen karren

O.t.t.t. (Future)

  • had gekard
  • had gekard
  • had gekard
  • had gekard
  • hadden gekard
  • hadden gekard
  • hadden gekard
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gekard
  • hebt gekard
  • heeft gekard
  • hebt gekard
  • hebben gekard
  • hebben gekard
  • hebben gekard

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gekard hebben
  • zult gekard hebben
  • zal gekard hebben
  • zult gekard hebben
  • zult gekard hebben
  • zullen gekard hebben
  • zullen gekard hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gekard hebben
  • zou gekard hebben
  • zou gekard hebben
  • zou gekard hebben
  • zouden gekard hebben
  • zouden gekard hebben
  • zouden gekard hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gekard
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gekard
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gekard worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gekard worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gekard
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gekard
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gekard zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gekard zijn
  •