NL.png karateren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • karateren

O.t.t. (Present)

  • karateerde
  • karateerde
  • karateerde
  • karateerde
  • karateerden
  • karateerden
  • karateerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal karateren
  • zult karateren
  • zal karateren
  • zult karateren
  • zult karateren
  • zullen karateren
  • zullen karateren

O.t.t.t. (Future)

  • had gekarateerd
  • had gekarateerd
  • had gekarateerd
  • had gekarateerd
  • hadden gekarateerd
  • hadden gekarateerd
  • hadden gekarateerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gekarateerd
  • hebt gekarateerd
  • heeft gekarateerd
  • hebt gekarateerd
  • hebben gekarateerd
  • hebben gekarateerd
  • hebben gekarateerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gekarateerd hebben
  • zult gekarateerd hebben
  • zal gekarateerd hebben
  • zult gekarateerd hebben
  • zult gekarateerd hebben
  • zullen gekarateerd hebben
  • zullen gekarateerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gekarateerd hebben
  • zou gekarateerd hebben
  • zou gekarateerd hebben
  • zou gekarateerd hebben
  • zouden gekarateerd hebben
  • zouden gekarateerd hebben
  • zouden gekarateerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gekarateerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gekarateerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gekarateerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gekarateerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gekarateerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gekarateerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gekarateerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gekarateerd zijn
  •