INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- kaaiboerde
- kaaiboerde
- kaaiboerde
- kaaiboerde
- kaaiboerden
- kaaiboerden
- kaaiboerden
O.v.t. (Past)
- zal kaaiboeren
- zult kaaiboeren
- zal kaaiboeren
- zult kaaiboeren
- zult kaaiboeren
- zullen kaaiboeren
- zullen kaaiboeren
O.t.t.t. (Future)
- had gekaaiboerd
- had gekaaiboerd
- had gekaaiboerd
- had gekaaiboerd
- hadden gekaaiboerd
- hadden gekaaiboerd
- hadden gekaaiboerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gekaaiboerd
- hebt gekaaiboerd
- heeft gekaaiboerd
- hebt gekaaiboerd
- hebben gekaaiboerd
- hebben gekaaiboerd
- hebben gekaaiboerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gekaaiboerd hebben
- zult gekaaiboerd hebben
- zal gekaaiboerd hebben
- zult gekaaiboerd hebben
- zult gekaaiboerd hebben
- zullen gekaaiboerd hebben
- zullen gekaaiboerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gekaaiboerd hebben
- zou gekaaiboerd hebben
- zou gekaaiboerd hebben
- zou gekaaiboerd hebben
- zouden gekaaiboerd hebben
- zouden gekaaiboerd hebben
- zouden gekaaiboerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)