INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- jureerde
- jureerde
- jureerde
- jureerde
- jureerden
- jureerden
- jureerden
O.v.t. (Past)
- zal jureren
- zult jureren
- zal jureren
- zult jureren
- zult jureren
- zullen jureren
- zullen jureren
O.t.t.t. (Future)
- had gejureerd
- had gejureerd
- had gejureerd
- had gejureerd
- hadden gejureerd
- hadden gejureerd
- hadden gejureerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gejureerd
- hebt gejureerd
- heeft gejureerd
- hebt gejureerd
- hebben gejureerd
- hebben gejureerd
- hebben gejureerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gejureerd hebben
- zult gejureerd hebben
- zal gejureerd hebben
- zult gejureerd hebben
- zult gejureerd hebben
- zullen gejureerd hebben
- zullen gejureerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gejureerd hebben
- zou gejureerd hebben
- zou gejureerd hebben
- zou gejureerd hebben
- zouden gejureerd hebben
- zouden gejureerd hebben
- zouden gejureerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)