INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- glaceerde
- glaceerde
- glaceerde
- glaceerde
- glaceerden
- glaceerden
- glaceerden
O.v.t. (Past)
- zal glaceren
- zult glaceren
- zal glaceren
- zult glaceren
- zult glaceren
- zullen glaceren
- zullen glaceren
O.t.t.t. (Future)
- had geglaceerd
- had geglaceerd
- had geglaceerd
- had geglaceerd
- hadden geglaceerd
- hadden geglaceerd
- hadden geglaceerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geglaceerd
- hebt geglaceerd
- heeft geglaceerd
- hebt geglaceerd
- hebben geglaceerd
- hebben geglaceerd
- hebben geglaceerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geglaceerd hebben
- zult geglaceerd hebben
- zal geglaceerd hebben
- zult geglaceerd hebben
- zult geglaceerd hebben
- zullen geglaceerd hebben
- zullen geglaceerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geglaceerd hebben
- zou geglaceerd hebben
- zou geglaceerd hebben
- zou geglaceerd hebben
- zouden geglaceerd hebben
- zouden geglaceerd hebben
- zouden geglaceerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)