NL.png garanderen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • garanderen

O.t.t. (Present)

  • garandeerde
  • garandeerde
  • garandeerde
  • garandeerde
  • garandeerden
  • garandeerden
  • garandeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal garanderen
  • zult garanderen
  • zal garanderen
  • zult garanderen
  • zult garanderen
  • zullen garanderen
  • zullen garanderen

O.t.t.t. (Future)

  • had gegarandeerd
  • had gegarandeerd
  • had gegarandeerd
  • had gegarandeerd
  • hadden gegarandeerd
  • hadden gegarandeerd
  • hadden gegarandeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gegarandeerd
  • hebt gegarandeerd
  • heeft gegarandeerd
  • hebt gegarandeerd
  • hebben gegarandeerd
  • hebben gegarandeerd
  • hebben gegarandeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gegarandeerd hebben
  • zult gegarandeerd hebben
  • zal gegarandeerd hebben
  • zult gegarandeerd hebben
  • zult gegarandeerd hebben
  • zullen gegarandeerd hebben
  • zullen gegarandeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gegarandeerd hebben
  • zou gegarandeerd hebben
  • zou gegarandeerd hebben
  • zou gegarandeerd hebben
  • zouden gegarandeerd hebben
  • zouden gegarandeerd hebben
  • zouden gegarandeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gegarandeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gegarandeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gegarandeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gegarandeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gegarandeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gegarandeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gegarandeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gegarandeerd zijn
  •