NL.png galliseren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • galliseren

O.t.t. (Present)

  • galliseerde
  • galliseerde
  • galliseerde
  • galliseerde
  • galliseerden
  • galliseerden
  • galliseerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal galliseren
  • zult galliseren
  • zal galliseren
  • zult galliseren
  • zult galliseren
  • zullen galliseren
  • zullen galliseren

O.t.t.t. (Future)

  • had gegalliseerd
  • had gegalliseerd
  • had gegalliseerd
  • had gegalliseerd
  • hadden gegalliseerd
  • hadden gegalliseerd
  • hadden gegalliseerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gegalliseerd
  • hebt gegalliseerd
  • heeft gegalliseerd
  • hebt gegalliseerd
  • hebben gegalliseerd
  • hebben gegalliseerd
  • hebben gegalliseerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gegalliseerd hebben
  • zult gegalliseerd hebben
  • zal gegalliseerd hebben
  • zult gegalliseerd hebben
  • zult gegalliseerd hebben
  • zullen gegalliseerd hebben
  • zullen gegalliseerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gegalliseerd hebben
  • zou gegalliseerd hebben
  • zou gegalliseerd hebben
  • zou gegalliseerd hebben
  • zouden gegalliseerd hebben
  • zouden gegalliseerd hebben
  • zouden gegalliseerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gegalliseerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gegalliseerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gegalliseerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gegalliseerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gegalliseerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gegalliseerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gegalliseerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gegalliseerd zijn
  •