INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- fretteerde
- fretteerde
- fretteerde
- fretteerde
- fretteerden
- fretteerden
- fretteerden
O.v.t. (Past)
- zal fretteren
- zult fretteren
- zal fretteren
- zult fretteren
- zult fretteren
- zullen fretteren
- zullen fretteren
O.t.t.t. (Future)
- had gefretteerd
- had gefretteerd
- had gefretteerd
- had gefretteerd
- hadden gefretteerd
- hadden gefretteerd
- hadden gefretteerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gefretteerd
- hebt gefretteerd
- heeft gefretteerd
- hebt gefretteerd
- hebben gefretteerd
- hebben gefretteerd
- hebben gefretteerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gefretteerd hebben
- zult gefretteerd hebben
- zal gefretteerd hebben
- zult gefretteerd hebben
- zult gefretteerd hebben
- zullen gefretteerd hebben
- zullen gefretteerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gefretteerd hebben
- zou gefretteerd hebben
- zou gefretteerd hebben
- zou gefretteerd hebben
- zouden gefretteerd hebben
- zouden gefretteerd hebben
- zouden gefretteerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)