NL.png frequenteren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • frequenteren

O.t.t. (Present)

  • frequenteerde
  • frequenteerde
  • frequenteerde
  • frequenteerde
  • frequenteerden
  • frequenteerden
  • frequenteerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal frequenteren
  • zult frequenteren
  • zal frequenteren
  • zult frequenteren
  • zult frequenteren
  • zullen frequenteren
  • zullen frequenteren

O.t.t.t. (Future)

  • had gefrequenteerd
  • had gefrequenteerd
  • had gefrequenteerd
  • had gefrequenteerd
  • hadden gefrequenteerd
  • hadden gefrequenteerd
  • hadden gefrequenteerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gefrequenteerd
  • hebt gefrequenteerd
  • heeft gefrequenteerd
  • hebt gefrequenteerd
  • hebben gefrequenteerd
  • hebben gefrequenteerd
  • hebben gefrequenteerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gefrequenteerd hebben
  • zult gefrequenteerd hebben
  • zal gefrequenteerd hebben
  • zult gefrequenteerd hebben
  • zult gefrequenteerd hebben
  • zullen gefrequenteerd hebben
  • zullen gefrequenteerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gefrequenteerd hebben
  • zou gefrequenteerd hebben
  • zou gefrequenteerd hebben
  • zou gefrequenteerd hebben
  • zouden gefrequenteerd hebben
  • zouden gefrequenteerd hebben
  • zouden gefrequenteerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gefrequenteerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gefrequenteerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gefrequenteerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gefrequenteerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gefrequenteerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gefrequenteerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gefrequenteerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gefrequenteerd zijn
  •