NL.png fourneren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • fourneren

O.t.t. (Present)

  • fourneerde
  • fourneerde
  • fourneerde
  • fourneerde
  • fourneerden
  • fourneerden
  • fourneerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal fourneren
  • zult fourneren
  • zal fourneren
  • zult fourneren
  • zult fourneren
  • zullen fourneren
  • zullen fourneren

O.t.t.t. (Future)

  • had gefourneerd
  • had gefourneerd
  • had gefourneerd
  • had gefourneerd
  • hadden gefourneerd
  • hadden gefourneerd
  • hadden gefourneerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gefourneerd
  • hebt gefourneerd
  • heeft gefourneerd
  • hebt gefourneerd
  • hebben gefourneerd
  • hebben gefourneerd
  • hebben gefourneerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gefourneerd hebben
  • zult gefourneerd hebben
  • zal gefourneerd hebben
  • zult gefourneerd hebben
  • zult gefourneerd hebben
  • zullen gefourneerd hebben
  • zullen gefourneerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gefourneerd hebben
  • zou gefourneerd hebben
  • zou gefourneerd hebben
  • zou gefourneerd hebben
  • zouden gefourneerd hebben
  • zouden gefourneerd hebben
  • zouden gefourneerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gefourneerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gefourneerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gefourneerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gefourneerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gefourneerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gefourneerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gefourneerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gefourneerd zijn
  •