NL.png formaliseren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • formaliseren

O.t.t. (Present)

  • formaliseerde
  • formaliseerde
  • formaliseerde
  • formaliseerde
  • formaliseerden
  • formaliseerden
  • formaliseerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal formaliseren
  • zult formaliseren
  • zal formaliseren
  • zult formaliseren
  • zult formaliseren
  • zullen formaliseren
  • zullen formaliseren

O.t.t.t. (Future)

  • had geformaliseerd
  • had geformaliseerd
  • had geformaliseerd
  • had geformaliseerd
  • hadden geformaliseerd
  • hadden geformaliseerd
  • hadden geformaliseerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geformaliseerd
  • hebt geformaliseerd
  • heeft geformaliseerd
  • hebt geformaliseerd
  • hebben geformaliseerd
  • hebben geformaliseerd
  • hebben geformaliseerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geformaliseerd hebben
  • zult geformaliseerd hebben
  • zal geformaliseerd hebben
  • zult geformaliseerd hebben
  • zult geformaliseerd hebben
  • zullen geformaliseerd hebben
  • zullen geformaliseerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geformaliseerd hebben
  • zou geformaliseerd hebben
  • zou geformaliseerd hebben
  • zou geformaliseerd hebben
  • zouden geformaliseerd hebben
  • zouden geformaliseerd hebben
  • zouden geformaliseerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geformaliseerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geformaliseerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geformaliseerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geformaliseerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geformaliseerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geformaliseerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geformaliseerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geformaliseerd zijn
  •