NL.png forenzen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • forenzen

O.t.t. (Present)

  • forensde
  • forensde
  • forensde
  • forensde
  • forensden
  • forensden
  • forensden
 

O.v.t. (Past)

  • zal forenzen
  • zult forenzen
  • zal forenzen
  • zult forenzen
  • zult forenzen
  • zullen forenzen
  • zullen forenzen

O.t.t.t. (Future)

  • had geforensd
  • had geforensd
  • had geforensd
  • had geforensd
  • hadden geforensd
  • hadden geforensd
  • hadden geforensd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geforensd
  • hebt geforensd
  • heeft geforensd
  • hebt geforensd
  • hebben geforensd
  • hebben geforensd
  • hebben geforensd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geforensd hebben
  • zult geforensd hebben
  • zal geforensd hebben
  • zult geforensd hebben
  • zult geforensd hebben
  • zullen geforensd hebben
  • zullen geforensd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geforensd hebben
  • zou geforensd hebben
  • zou geforensd hebben
  • zou geforensd hebben
  • zouden geforensd hebben
  • zouden geforensd hebben
  • zouden geforensd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •