NL.png fomenteren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • fomenteren

O.t.t. (Present)

  • fomenteerde
  • fomenteerde
  • fomenteerde
  • fomenteerde
  • fomenteerden
  • fomenteerden
  • fomenteerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal fomenteren
  • zult fomenteren
  • zal fomenteren
  • zult fomenteren
  • zult fomenteren
  • zullen fomenteren
  • zullen fomenteren

O.t.t.t. (Future)

  • had gefomenteerd
  • had gefomenteerd
  • had gefomenteerd
  • had gefomenteerd
  • hadden gefomenteerd
  • hadden gefomenteerd
  • hadden gefomenteerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gefomenteerd
  • hebt gefomenteerd
  • heeft gefomenteerd
  • hebt gefomenteerd
  • hebben gefomenteerd
  • hebben gefomenteerd
  • hebben gefomenteerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gefomenteerd hebben
  • zult gefomenteerd hebben
  • zal gefomenteerd hebben
  • zult gefomenteerd hebben
  • zult gefomenteerd hebben
  • zullen gefomenteerd hebben
  • zullen gefomenteerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gefomenteerd hebben
  • zou gefomenteerd hebben
  • zou gefomenteerd hebben
  • zou gefomenteerd hebben
  • zouden gefomenteerd hebben
  • zouden gefomenteerd hebben
  • zouden gefomenteerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gefomenteerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gefomenteerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gefomenteerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gefomenteerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gefomenteerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gefomenteerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gefomenteerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gefomenteerd zijn
  •