INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- fluoreerde
- fluoreerde
- fluoreerde
- fluoreerde
- fluoreerden
- fluoreerden
- fluoreerden
O.v.t. (Past)
- zal fluoreren
- zult fluoreren
- zal fluoreren
- zult fluoreren
- zult fluoreren
- zullen fluoreren
- zullen fluoreren
O.t.t.t. (Future)
- had gefluoreerd
- had gefluoreerd
- had gefluoreerd
- had gefluoreerd
- hadden gefluoreerd
- hadden gefluoreerd
- hadden gefluoreerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gefluoreerd
- hebt gefluoreerd
- heeft gefluoreerd
- hebt gefluoreerd
- hebben gefluoreerd
- hebben gefluoreerd
- hebben gefluoreerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gefluoreerd hebben
- zult gefluoreerd hebben
- zal gefluoreerd hebben
- zult gefluoreerd hebben
- zult gefluoreerd hebben
- zullen gefluoreerd hebben
- zullen gefluoreerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gefluoreerd hebben
- zou gefluoreerd hebben
- zou gefluoreerd hebben
- zou gefluoreerd hebben
- zouden gefluoreerd hebben
- zouden gefluoreerd hebben
- zouden gefluoreerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gefluoreerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gefluoreerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)