NL.png flauwslaan

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • flauwslaan

O.t.t. (Present)

  • sloeg flauw
  • sloeg flauw
  • sloeg flauw
  • sloeg flauw
  • sloegen flauw
  • sloegen flauw
  • sloegen flauw
 

O.v.t. (Past)

  • zal flauwslaan
  • zult flauwslaan
  • zal flauwslaan
  • zult flauwslaan
  • zult flauwslaan
  • zullen flauwslaan
  • zullen flauwslaan

O.t.t.t. (Future)

  • was flauwgeslagen
  • was flauwgeslagen
  • was flauwgeslagen
  • was flauwgeslagen
  • waren flauwgeslagen
  • waren flauwgeslagen
  • waren flauwgeslagen
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • ben flauwgeslagen
  • bent flauwgeslagen
  • is flauwgeslagen
  • bent flauwgeslagen
  • zijn flauwgeslagen
  • zijn flauwgeslagen
  • zijn flauwgeslagen

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal flauwgeslagen zijn
  • zult flauwgeslagen zijn
  • zal flauwgeslagen zijn
  • zult flauwgeslagen zijn
  • zult flauwgeslagen zijn
  • zullen flauwgeslagen zijn
  • zullen flauwgeslagen zijn
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou flauwgeslagen zijn
  • zou flauwgeslagen zijn
  • zou flauwgeslagen zijn
  • zou flauwgeslagen zijn
  • zouden flauwgeslagen zijn
  • zouden flauwgeslagen zijn
  • zouden flauwgeslagen zijn

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •