NL.png flankeren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • flankeren

O.t.t. (Present)

  • flankeerde
  • flankeerde
  • flankeerde
  • flankeerde
  • flankeerden
  • flankeerden
  • flankeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal flankeren
  • zult flankeren
  • zal flankeren
  • zult flankeren
  • zult flankeren
  • zullen flankeren
  • zullen flankeren

O.t.t.t. (Future)

  • had geflankeerd
  • had geflankeerd
  • had geflankeerd
  • had geflankeerd
  • hadden geflankeerd
  • hadden geflankeerd
  • hadden geflankeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geflankeerd
  • hebt geflankeerd
  • heeft geflankeerd
  • hebt geflankeerd
  • hebben geflankeerd
  • hebben geflankeerd
  • hebben geflankeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geflankeerd hebben
  • zult geflankeerd hebben
  • zal geflankeerd hebben
  • zult geflankeerd hebben
  • zult geflankeerd hebben
  • zullen geflankeerd hebben
  • zullen geflankeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geflankeerd hebben
  • zou geflankeerd hebben
  • zou geflankeerd hebben
  • zou geflankeerd hebben
  • zouden geflankeerd hebben
  • zouden geflankeerd hebben
  • zouden geflankeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geflankeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geflankeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geflankeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geflankeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geflankeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geflankeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geflankeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geflankeerd zijn
  •