INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- fixeerde
- fixeerde
- fixeerde
- fixeerde
- fixeerden
- fixeerden
- fixeerden
O.v.t. (Past)
- zal fixeren
- zult fixeren
- zal fixeren
- zult fixeren
- zult fixeren
- zullen fixeren
- zullen fixeren
O.t.t.t. (Future)
- had gefixeerd
- had gefixeerd
- had gefixeerd
- had gefixeerd
- hadden gefixeerd
- hadden gefixeerd
- hadden gefixeerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gefixeerd
- hebt gefixeerd
- heeft gefixeerd
- hebt gefixeerd
- hebben gefixeerd
- hebben gefixeerd
- hebben gefixeerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gefixeerd hebben
- zult gefixeerd hebben
- zal gefixeerd hebben
- zult gefixeerd hebben
- zult gefixeerd hebben
- zullen gefixeerd hebben
- zullen gefixeerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gefixeerd hebben
- zou gefixeerd hebben
- zou gefixeerd hebben
- zou gefixeerd hebben
- zouden gefixeerd hebben
- zouden gefixeerd hebben
- zouden gefixeerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)