INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- femelde
- femelde
- femelde
- femelde
- femelden
- femelden
- femelden
O.v.t. (Past)
- zal femelen
- zult femelen
- zal femelen
- zult femelen
- zult femelen
- zullen femelen
- zullen femelen
O.t.t.t. (Future)
- had gefemeld
- had gefemeld
- had gefemeld
- had gefemeld
- hadden gefemeld
- hadden gefemeld
- hadden gefemeld
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gefemeld
- hebt gefemeld
- heeft gefemeld
- hebt gefemeld
- hebben gefemeld
- hebben gefemeld
- hebben gefemeld
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gefemeld hebben
- zult gefemeld hebben
- zal gefemeld hebben
- zult gefemeld hebben
- zult gefemeld hebben
- zullen gefemeld hebben
- zullen gefemeld hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gefemeld hebben
- zou gefemeld hebben
- zou gefemeld hebben
- zou gefemeld hebben
- zouden gefemeld hebben
- zouden gefemeld hebben
- zouden gefemeld hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)