INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- favoriseerde
- favoriseerde
- favoriseerde
- favoriseerde
- favoriseerden
- favoriseerden
- favoriseerden
O.v.t. (Past)
- zal favoriseren
- zult favoriseren
- zal favoriseren
- zult favoriseren
- zult favoriseren
- zullen favoriseren
- zullen favoriseren
O.t.t.t. (Future)
- had gefavoriseerd
- had gefavoriseerd
- had gefavoriseerd
- had gefavoriseerd
- hadden gefavoriseerd
- hadden gefavoriseerd
- hadden gefavoriseerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gefavoriseerd
- hebt gefavoriseerd
- heeft gefavoriseerd
- hebt gefavoriseerd
- hebben gefavoriseerd
- hebben gefavoriseerd
- hebben gefavoriseerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gefavoriseerd hebben
- zult gefavoriseerd hebben
- zal gefavoriseerd hebben
- zult gefavoriseerd hebben
- zult gefavoriseerd hebben
- zullen gefavoriseerd hebben
- zullen gefavoriseerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gefavoriseerd hebben
- zou gefavoriseerd hebben
- zou gefavoriseerd hebben
- zou gefavoriseerd hebben
- zouden gefavoriseerd hebben
- zouden gefavoriseerd hebben
- zouden gefavoriseerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gefavoriseerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gefavoriseerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zullen gefavoriseerd zijn
-
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zouden gefavoriseerd zijn
-