INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- factoreerde
- factoreerde
- factoreerde
- factoreerde
- factoreerden
- factoreerden
- factoreerden
O.v.t. (Past)
- zal factoreren
- zult factoreren
- zal factoreren
- zult factoreren
- zult factoreren
- zullen factoreren
- zullen factoreren
O.t.t.t. (Future)
- had gefactoreerd
- had gefactoreerd
- had gefactoreerd
- had gefactoreerd
- hadden gefactoreerd
- hadden gefactoreerd
- hadden gefactoreerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gefactoreerd
- hebt gefactoreerd
- heeft gefactoreerd
- hebt gefactoreerd
- hebben gefactoreerd
- hebben gefactoreerd
- hebben gefactoreerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gefactoreerd hebben
- zult gefactoreerd hebben
- zal gefactoreerd hebben
- zult gefactoreerd hebben
- zult gefactoreerd hebben
- zullen gefactoreerd hebben
- zullen gefactoreerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gefactoreerd hebben
- zou gefactoreerd hebben
- zou gefactoreerd hebben
- zou gefactoreerd hebben
- zouden gefactoreerd hebben
- zouden gefactoreerd hebben
- zouden gefactoreerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)