INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- fabelde
- fabelde
- fabelde
- fabelde
- fabelden
- fabelden
- fabelden
O.v.t. (Past)
- zal fabelen
- zult fabelen
- zal fabelen
- zult fabelen
- zult fabelen
- zullen fabelen
- zullen fabelen
O.t.t.t. (Future)
- had gefabeld
- had gefabeld
- had gefabeld
- had gefabeld
- hadden gefabeld
- hadden gefabeld
- hadden gefabeld
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gefabeld
- hebt gefabeld
- heeft gefabeld
- hebt gefabeld
- hebben gefabeld
- hebben gefabeld
- hebben gefabeld
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gefabeld hebben
- zult gefabeld hebben
- zal gefabeld hebben
- zult gefabeld hebben
- zult gefabeld hebben
- zullen gefabeld hebben
- zullen gefabeld hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gefabeld hebben
- zou gefabeld hebben
- zou gefabeld hebben
- zou gefabeld hebben
- zouden gefabeld hebben
- zouden gefabeld hebben
- zouden gefabeld hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)