NL.png dumpen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • dumpen

O.t.t. (Present)

  • dumpte
  • dumpte
  • dumpte
  • dumpte
  • dumpten
  • dumpten
  • dumpten
 

O.v.t. (Past)

  • zal dumpen
  • zult dumpen
  • zal dumpen
  • zult dumpen
  • zult dumpen
  • zullen dumpen
  • zullen dumpen

O.t.t.t. (Future)

  • had gedumpt
  • had gedumpt
  • had gedumpt
  • had gedumpt
  • hadden gedumpt
  • hadden gedumpt
  • hadden gedumpt
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gedumpt
  • hebt gedumpt
  • heeft gedumpt
  • hebt gedumpt
  • hebben gedumpt
  • hebben gedumpt
  • hebben gedumpt

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gedumpt hebben
  • zult gedumpt hebben
  • zal gedumpt hebben
  • zult gedumpt hebben
  • zult gedumpt hebben
  • zullen gedumpt hebben
  • zullen gedumpt hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gedumpt hebben
  • zou gedumpt hebben
  • zou gedumpt hebben
  • zou gedumpt hebben
  • zouden gedumpt hebben
  • zouden gedumpt hebben
  • zouden gedumpt hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gedumpt
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gedumpt
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gedumpt worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gedumpt worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gedumpt
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gedumpt
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gedumpt zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gedumpt zijn
  •