NL.png drossen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • drossen

O.t.t. (Present)

  • droste
  • droste
  • droste
  • droste
  • drosten
  • drosten
  • drosten
 

O.v.t. (Past)

  • zal drossen
  • zult drossen
  • zal drossen
  • zult drossen
  • zult drossen
  • zullen drossen
  • zullen drossen

O.t.t.t. (Future)

  • was gedrost
  • was gedrost
  • was gedrost
  • was gedrost
  • waren gedrost
  • waren gedrost
  • waren gedrost
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • ben gedrost
  • bent gedrost
  • is gedrost
  • bent gedrost
  • zijn gedrost
  • zijn gedrost
  • zijn gedrost

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gedrost zijn
  • zult gedrost zijn
  • zal gedrost zijn
  • zult gedrost zijn
  • zult gedrost zijn
  • zullen gedrost zijn
  • zullen gedrost zijn
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gedrost zijn
  • zou gedrost zijn
  • zou gedrost zijn
  • zou gedrost zijn
  • zouden gedrost zijn
  • zouden gedrost zijn
  • zouden gedrost zijn

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gedrost
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gedrost
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gedrost worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gedrost worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gedrost
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gedrost
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gedrost zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gedrost zijn
  •