INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• dorsen

O.t.t. (Present)

• dorste
• dorste
• dorste
• dorste
• dorsten
• dorsten
• dorsten

O.v.t. (Past)

• zal dorsen
• zult dorsen
• zal dorsen
• zult dorsen
• zult dorsen
• zullen dorsen
• zullen dorsen

O.t.t.t. (Future)

• had gedort
• had gedorst
• had gedorst
• had gedort
• hadden gedorst
• hadden gedorst
• hadden gedorst

O.v.t.t. (Condicional)

• heb gedorst
• hebt gedorst
• heeft gedorst
• hebt gedorst
• hebben gedorst
• hebben gedorst
• hebben gedorst

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal gedorst hebben
• zult gedorst hebben
• zal gedorst hebben
• zult gedorst hebben
• zult gedorst hebben
• zullen gedorst hebben
• zullen gedorst hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou gedorst hebben
• zou gedorst hebben
• zou gedorst hebben
• zou gedorst hebben
• zouden gedorst hebben
• zouden gedorst hebben
• zouden gedorst hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden gedorst
•  

O.v.t. (Past)

• worden gedorst
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen gedorst worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden gedorst worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn gedorst
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was gedorst
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen gedorst zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden gedorst zijn
•