INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- dokterde
- dokterde
- dokterde
- dokterde
- dokterden
- dokterden
- dokterden
O.v.t. (Past)
- zal dokteren
- zult dokteren
- zal dokteren
- zult dokteren
- zult dokteren
- zullen dokteren
- zullen dokteren
O.t.t.t. (Future)
- had gedokterd
- had gedokterd
- had gedokterd
- had gedokterd
- hadden gedokterd
- hadden gedokterd
- hadden gedokterd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gedokterd
- hebt gedokterd
- heeft gedokterd
- hebt gedokterd
- hebben gedokterd
- hebben gedokterd
- hebben gedokterd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gedokterd hebben
- zult gedokterd hebben
- zal gedokterd hebben
- zult gedokterd hebben
- zult gedokterd hebben
- zullen gedokterd hebben
- zullen gedokterd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gedokterd hebben
- zou gedokterd hebben
- zou gedokterd hebben
- zou gedokterd hebben
- zouden gedokterd hebben
- zouden gedokterd hebben
- zouden gedokterd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)