NL.png dogen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • dogen

O.t.t. (Present)

  • doogde
  • doogde
  • doogde
  • doogde
  • doogden
  • doogden
  • doogden
 

O.v.t. (Past)

  • zal dogen
  • zult dogen
  • zal dogen
  • zult dogen
  • zult dogen
  • zullen dogen
  • zullen dogen

O.t.t.t. (Future)

  • had gedoogd
  • had gedoogd
  • had gedoogd
  • had gedoogd
  • hadden gedoogd
  • hadden gedoogd
  • hadden gedoogd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gedoogd
  • hebt gedoogd
  • heeft gedoogd
  • hebt gedoogd
  • hebben gedoogd
  • hebben gedoogd
  • hebben gedoogd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gedoogd hebben
  • zult gedoogd hebben
  • zal gedoogd hebben
  • zult gedoogd hebben
  • zult gedoogd hebben
  • zullen gedoogd hebben
  • zullen gedoogd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gedoogd hebben
  • zou gedoogd hebben
  • zou gedoogd hebben
  • zou gedoogd hebben
  • zouden gedoogd hebben
  • zouden gedoogd hebben
  • zouden gedoogd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gedoogd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gedoogd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gedoogd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gedoogd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gedoogd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gedoogd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gedoogd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gedoogd zijn
  •