INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- dissolveerde
- dissolveerde
- dissolveerde
- dissolveerde
- dissolveerden
- dissolveerden
- dissolveerden
O.v.t. (Past)
- zal dissolveren
- zult dissolveren
- zal dissolveren
- zult dissolveren
- zult dissolveren
- zullen dissolveren
- zullen dissolveren
O.t.t.t. (Future)
- had gedissolveerd
- had gedissolveerd
- had gedissolveerd
- had gedissolveerd
- hadden gedissolveerd
- hadden gedissolveerd
- hadden gedissolveerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gedissolveerd
- hebt gedissolveerd
- heeft gedissolveerd
- hebt gedissolveerd
- hebben gedissolveerd
- hebben gedissolveerd
- hebben gedissolveerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gedissolveerd hebben
- zult gedissolveerd hebben
- zal gedissolveerd hebben
- zult gedissolveerd hebben
- zult gedissolveerd hebben
- zullen gedissolveerd hebben
- zullen gedissolveerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gedissolveerd hebben
- zou gedissolveerd hebben
- zou gedissolveerd hebben
- zou gedissolveerd hebben
- zouden gedissolveerd hebben
- zouden gedissolveerd hebben
- zouden gedissolveerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gedissolveerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gedissolveerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zullen gedissolveerd zijn
-
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zouden gedissolveerd zijn
-