NL.png dissecteren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • dissecteren

O.t.t. (Present)

  • dissecteerde
  • dissecteerde
  • dissecteerde
  • dissecteerde
  • dissecteerden
  • dissecteerden
  • dissecteerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal dissecteren
  • zult dissecteren
  • zal dissecteren
  • zult dissecteren
  • zult dissecteren
  • zullen dissecteren
  • zullen dissecteren

O.t.t.t. (Future)

  • had gedissecteerd
  • had gedissecteerd
  • had gedissecteerd
  • had gedissecteerd
  • hadden gedissecteerd
  • hadden gedissecteerd
  • hadden gedissecteerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gedissecteerd
  • hebt gedissecteerd
  • heeft gedissecteerd
  • hebt gedissecteerd
  • hebben gedissecteerd
  • hebben gedissecteerd
  • hebben gedissecteerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gedissecteerd hebben
  • zult gedissecteerd hebben
  • zal gedissecteerd hebben
  • zult gedissecteerd hebben
  • zult gedissecteerd hebben
  • zullen gedissecteerd hebben
  • zullen gedissecteerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gedissecteerd hebben
  • zou gedissecteerd hebben
  • zou gedissecteerd hebben
  • zou gedissecteerd hebben
  • zouden gedissecteerd hebben
  • zouden gedissecteerd hebben
  • zouden gedissecteerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gedissecteerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gedissecteerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gedissecteerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gedissecteerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gedissecteerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gedissecteerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gedissecteerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gedissecteerd zijn
  •